Luchtgordijn in de gebouwautomatisering

Bij de besturing en integratie van luchtgordijnen in de gebouwautomatisering is de regelingstechnische uitvoering van de apparaten van essentieel belang. Heel vaak vormt de bij de fabrikant van het apparaat beschikbare uitrusting voor de meet-, besturings- en regeltechniek de oplossing met de beste prijs-kwaliteitverhouding voor de klant. Hierbij dient op een aantal punten te worden gelet:

1. Bediening van een luchtgordijn

De bediening van een luchtgordijn moet zeer eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen zijn, omdat deze in veel gevallen ter plaatse door het bevoegde personeel wordt bediend. Naast de instelling van het ventilatortoerental bestaat afhankelijk van het toegepaste concept de mogelijkheid om via een toets tussen zomer- en wintermodus te schakelen. De zomermodus zonder verwarmingsmedium bij het apparaat dient dan voor het afschermen van de warme buitenlucht.

2. Aansturing via deuren of poorten

Voor de aansturing van de luchtgordijninstallatie bestaat de mogelijkheid om deze via een bewegingsmelderinstallatie tijdig in te schakelen. In plaats daarvan kunt u het luchtgordijn in tijden van zeer frequent bezoek ook met een basistoerental laten werken om vervolgens bij bediening van de poort het toerental te verhogen.

3. Extra nut van de luchtgordijninstallatie: verwarmen in de nachtmodus

Vooral in entrees met hoge interne belastingen kan het luchtgordijn 's nachts de verwarming ondersteunen, doordat een geïntegreerde ruimtetemperatuurregeling alleen gedurende de nacht de temperatuur tot een lagere streefwaarde regelt. Op die manier kan het luchtgordijn 's nachts de ruimtetemperatuur op het gewenste niveau houden resp. afkoeling van de ruimte voorkomen.

4. Temperatuur bij de luchtuitlaat

Voor het welbevinden van bezoekers is een gecontroleerde uitblaastemperatuur zeer belangrijk. Hier bestaat de mogelijkheid om een elektronische uitblaastemperatuurregeling in combinatie met een continu ventiel en luchttoevoertemperatuursensor te integreren. Dat vereist doorgaans een hoogwaardigere apparaatcontroller en een parameterinstelling die meer tijd in beslag neemt bij de ingebruikneming. Als goedkopere variant kan een eenvoudig uitblaastemperatuurbegrenzingsventiel met capillaire sensor worden ingezet.

5. Filterbewaking

Om te waarborgen dat het filter goed functioneert, moet een regelmatig onderhoudsinterval in acht worden genomen. Bij elektronische systemen is een filtermelding afhankelijk van de bedrijfsuren gemakkelijk te realiseren.

6. Integratie in gebouwautomatiseringssystemen

Aan deze minimale eisen moet een apparaat voldoen om in een gebouwbeheersysteem te kunnen worden geïntegreerd:

  • regeling van het toerental, in het optimale geval via een 0-10V-signaal
  • potentiaalvrije terugmelding van een storing in de luchtgordijninstallatie
  • optioneel: aansturing van een ventiel voor de omschakeling zomer/winter

Als verdere apparaatfuncties, bijvoorbeeld verwarmen in de nachtmodus, noodzakelijk zijn, kan een in het apparaat geïntegreerde elektronische regeling zinvol zijn. Gewoonlijk is deze parametreerbaar en uitgerust met een gateway: hier is integratie in Bacnet- of Modbus-systemen de gangbare praktijk. Ook LON en in toenemende mate KNX-gateways worden ingezet.

In veel gevallen is het zinvol om de apparaten te combineren met de door de fabrikanten aangeboden regeloplossingen: behalve de montage af fabriek zijn hierbij ook de instelling van de parameters van de besturing en de overdracht van de gewenste informatie via de interface inbegrepen, zodat de klant de beste prijs-kwaliteitverhouding krijgt.

Meer informatie over het thema regeling vindt u hier.